Toko

Als Nederlander in België ben ik niet de enige die het taalgebruik aanpast. Mijn vriend (Belg, samenwonend met een Nederlander – mij) wordt of hij nu wil of niet toch enigszins beïnvloedt door mijn taalgebruik.

Waar je mee omgaat, word je mee besmet

Zo heb ik hem al eens betrapt op het woord ‘nou’. Niet alle Nederlanders zullen erbij stilstaan; ‘nou’ is hartstikke Nederlands.

Thuis pas ik mijn taalgebruik minder aan dan op mijn werk. Van sommige Nederlandse woorden verwacht ik dat mijn vriend ze aan zijn vocabulaire toevoegt. Niet per se om zelf te gebruiken, maar om te begrijpen als ik ze gebruik. Dat gaat niet altijd goed.

Toen ik het laatst over een tokkie had, keek hij bedenkelijk. ‘Tokkie? Dat is die ene winkel, toch?’ Nee, de winkel is dus de toko.

Tokkie

De term tokkie wordt (voornamelijk in Nederland) gebruikt als een pejoratief voor een persoon of groep mensen met overheersend asociaal gedrag.
Het woord is afgeleid van de familienaam Tokkie. De term ontstond toen de Nederlandse familie Tokkie in 2005 een grote dosis (negatieve) aandacht kreeg met hun gedrag in de documentaireserie Familietrots.
De familie Tokkie kon het niet waarderen dat de familienaam werd gebruikt als negatieve term: In april 2009 eisten ze 50.000 euro van Van Dale omdat deze de term tokkies had opgenomen in het woordenboek met de betekenis ‘asociaal gedrag’

– Bron: samenvatting van Wikipedia

Ik leer zelf ook bij. Ik wist niet (meer) precies waar het woord tokkie vandaan kwam. Hoe lullig als je achternaam een synoniem wordt voor asociaal gedrag. Ik ben blij voor de Tokkies dat het woord uit de gratis versie van Van Dale is geschrapt (in de betaalde versie staat het wel). Nu nog uit mijn vocabulaire.

Toko 

(de; m; meervoud: toko’s)

1. (Chinese) winkel waar je van alles kunt kopen

2. (informeel) bedrijf, zaak
– Bron: Van Dale